-
1 stellen
stellen1 stellen, plaatsen, zetten ⇒ gelijkzetten; neerzetten; brengen; salariëren2 zorgen voor ⇒ leveren, ter beschikking stellen4 ensceneren, in scène zetten♦voorbeelden:1 einen Antrag stellen • een motie, verzoek(schrift) indienenjemandem eine Aufgabe stellen • iemand een taak stellen, opgevender Hund stellt die Ohren • de hond zet zijn oren opdie Uhr stellen • de klok, het horloge gelijkzettenetwas nicht stellen können • geen plaats hebben voor ietsgut gestellt sein • in goeden doen zijnStühle an den Tisch stellen • stoelen bij de tafel zetten〈 figuurlijk〉 eine Sache über eine andere stellen • de voorkeur geven aan iets, iets verkiezen boven iets andersetwas unter ein Thema stellen • iets onder een thema plaatsenzur Diskussion, Erörterung stellen • ter discussie stellenZeugen stellen • getuigen voorbrengen, presenteren2 zich houden ⇒ doen alsof, veinzen3 zich aangeven, zich melden5 bereid zijn ⇒ opkomen, aantreden♦voorbeelden:sich gegen jemanden stellen • zich tegen iemand kerensich hinter jemanden stellen • achter iemand gaan staansich (schützend) vor jemanden stellen • (verdedigend) vóór iemand gaan staansich schlafend stellen • zich slapende houden3 sich der Polizei stellen • zich bij de politie aangeven, meldenes stellt sich die Frage • de vraag rijst4 sich mit jemandem gut stellen • met iemand overweg kunnen, het met iemand kunnen vindenwie stellst du dich zu diesem Problem? • hoe sta jij tegenover dit probleem?sich der Presse stellen • de pers te woord staansich zu seinen Taten stellen • de verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich nemen9 sich auf 200 Mark stellen • 200 mark kosten, op 200 mark komen -
2 Stellung
Stellung〈v.; Stellung, Stellungen〉4 positie, rang5 houding, standpunt♦voorbeelden:2 etwas in Stellung bringen • iets in stelling brengen, opstellenin gehobener Stellung (tätig) sein • een hoge positie bekledenfür jemanden Stellung nehmen • het voor iemand opnemengegen jemanden Stellung nehmen • zich tegen iemand keren, kantenzu einer Sache Stellung nehmen • zijn houding, standpunt bepalen tegenover ietsin Stellung gehen • de posities innemen -
3 gegen jemanden Stellung nehmen
gegen jemanden Stellung nehmenzich tegen iemand keren, kantenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > gegen jemanden Stellung nehmen
-
4 sich gegen jemanden stellen
sich gegen jemanden stellenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich gegen jemanden stellen
-
5 richten
richten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 voorbereiden ⇒ klaarmaken, -zetten5 rechtop, overeind zetten♦voorbeelden:auf das Praktische gerichtet sein • op de praktijk ingesteld zijnden Tisch richten • de tafel dekkendas lässt sich schon richten • dat komt wel voor elkaar2 zich richten ⇒ zich keren, ingaan tegen3 zich richten ⇒ zich voegen, zich aanpassen♦voorbeelden: -
6 schützen
schützen1 beschermen, behoeden, beschutten ⇒ bewaren; verdedigen, beveiligen♦voorbeelden:1 sich schützend vor jemanden stellen • verdedigend vóór iemand gaan staan; 〈 figuurlijk vooral〉 iemand in bescherming nemengesetzlich geschützt • wettig gedeponeerdurheberrechtlich geschützt • door de auteurswet beschermd
См. также в других словарях:
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon